Thuisgevoel: tips van de experts

Nergens beter dan thuis. Drie opkomende interieurtalenten vertellen over het thuisgevoel waar iedereen naar verlangt en hoe zij dat verwezenlijken.

Going EastGoing East

Going East is het architectenbureau dat in 2012 werd opgericht door Anaïs Torfs en Michiel Mertens. Ze richten privé huizen in maar ook horecaconcepten als restaurant Veranda in Antwerpen, café Ventura in Gent en de nieuwe Antwerpse co-workingplek Fosbury & Sons. Hun stijl is een eclectische mix van luxe en gezelligheid.

“Hoe perfect een nieuw huis er ook mag uitzien, een thuis heeft fouten en mág fouten hebben. Daar zit voor ons het grote verschil. In een thuis staat de perfecte designerstoel niet altd op de perfecte plaats. Hij is verplaatst, en staat op het terras na een avondje met vrienden. Een thuis draagt je herinneringen: een kras op de vloer, bijvoorbeeld, of de groeistreepjes van je kinderen op de deur. Zo’n dingen kun je niet uittekenen of ontwerpen, maar ze dragen bij tot de ziel van een echte thuis. Die ziel, daar zorgen de bewoners voor.

Als interieurarchitect kunnen we het huis maar zo aangenaam mogelijk laten aanvoelen en de ruimtes zo indelen dat iedereen een eigen plek heeft. Ruimtes die fijn zijn om in te wonen, of te werken. Materiaal hoeft van ons dan ook niet perfect zijn. Het is net mooi als je de human error voelt, het kleine verschil tussen menselijk werk en machinale productie. We werken daarom vaak met dezelfde vakmensen die maatwerk leveren. De schilder legt zijn gevoel in de muur en de vloerder kan nooit 100% zeker voorspellen hoe de gietvloer er zal uitzien. Die menselijke en imperfecte ingrepen wisselen we af met strakkere elementen, zodat het geheel in balans blijft.”

Sandrine devosSandrine Devos

Sandrine Devos heeft een ontwerpbureau in Montigny-le-Tilleul en is zowel actief als interieurarchitecte en als kleurenconsulente. Die kleurexpertise komt heel sterk naar voren in haar werk. Devos houdt ervan om particuliere huizen te combineren met boetieks, restaurants of zelfs tandartsenpraktijken. Mooi voorbeeld is Hotel Utopia in Masnuy-Saint-Jean.

“Ik hou me zowel bezig met commerciële ruimtes – plaatsen waar mensen naartoe gaan om zich te amuseren – als met privé-woningen. Ik hou ervan om die twee te combineren, want bij woningen speelt er toch nog iets extra’s mee: het is een omgeving waar je tot rust wilt komen en waar je ettelke jaren doorbrengt. Vandaar dat ik mijn klanten altijd aanraad om bij grotere investeringen de meest tijdloze keuze te maken. Met accessoires is het makkelijker om te variëren, maar de basis doorstaat toch liefst de tand des tijds. Mijn absolute stokpaardje is kleur, ik geef ook vaak seminaries over kleurgebruik. Een fout die veel mensen in hun interieur maken, is dat ze vloer, muur en plafond te fel gaan afbakenen. Ze kiezen een mooi kleurtje voor de muur en denken niet verder na over het plafond of de vloer. Toch is een kleur laten doorlopen in het plafond of op de vloer een goede manier om menselijkheid en warmte in je interieur te brengen.

Denk over kleur dus in drie dimensies, niet louter in muren. Een koude, witte tint op het plafond, bijvoorbeeld, kan een echte afknapper zijn. Een meubel of object met emotionele waarde is ook altijd een grote meerwaarde in huis. Zulke dingen hebben een eigen verhaal en, meer nog, niemand anders heeft ze. Ik hou ervan om vanuit die objecten te vertrekken bij het ontwerpen van een interieur. Vintage draagt sowieso bij tot gezelligheid in huis, al mag je er niet mee overdrijven. Ik kijk er steevast op toe dat een huis voldoende ademruimte heeft, een paar witte bladzijden in het boek. Plaatsen waar niet té veel gebeurt qua inkleding. Een huis is immers een plaats waar je even op de reset-knop moet kunnen drukken. Met té veel impulsen wordt dat moeilijk.”

Dries OttenDries Otten

Dries Otten is interieurarchitect, maar houdt zich ook bezig met meubelontwerp en scenografie. Otten heeft een zeer herkenbare stijl vol grafische invloeden en bijzondere kleurkeuzes. Ook Otten combineert private woningen met horecaconcepten zoals bijvoorbeeld de Buchbar in Antwerpen.

“Het verschil tussen een huis en een thuis is in de eerste plaats een emotionele aangelegenheid. Als interieurarchitect kun je een ruimte niet zo ontwerpen dat iemand zich daar gegarandeerd thuis zal voelen. Dat kun je niet forceren. Wat ik wel kan doen, is een structuur aanbrengen waarin een bewoner alle troeven in handen heeft om zich thuis te voelen. Hoe een klant zijn huis dan uiteindelijk gebruikt, daar heb ik geen enkele controle over, en dat hoeft ook niet. Het woord `thuis’ suggereert iets groter, iets wat de bakstenen en de meubels overstijgt, ik denk dat het met herinneringen te maken heeft, verwijzingen naar archetypes die inspelen op de verbeelding. Zoiets realiseren, dat vereist een heel intense relatie met de klant. Ik probeer dan ook af te tasten hoe ver ik kan gaan. Ik laat me niet graag vastpinnen op conventies of verwachtingspatronen, dan word ik weerbarstig.

Als een klant op me afstapt met de vraag: doe maar iets met dat hout en wat accentkleuren, dan krijg ik de onweerstaanbare drang om een wit meubel te tekenen. Vaak werkt het ook om materialen op een oneigenlijke manier te gebruiken: in Buchbar (in Antwerpen, nvdr.), bijvoorbeeld, was er achteraan een donker en vochtig kamertje. Daarvan hebben we de muren bekleed met knalgeel tapijt; de akoestiek is er nu fantastisch, het is er warm en de zon schijnt er elke dag! Soms moet je durven buiten de traditionele lijntjes te kleuren. Maar uiteindelijk heeft de bewoner het laatste woord, natuurlijk.”

Bron: Feeling Wonen maart 2017 | Tekst An Bogaerts | Foto’s Marie Houttequiet